Nog snel even een boodschap halen bij de Jumbo. Ik loop naar de karretjes. Waar is de dame die ze schoonmaakt? Waar zijn de vieze en waar de schone karren? En o nee! Er moet weer een muntje in!
Ik héb helemaal geen muntjes meer. Niet van die plastic dingen, geen kleingeld, geen ijzeren munt aan een musketonhaakje. Niks van dat al want het hoefde niet, nee het mócht zelfs niet meer. Maar zonder kar mag ik niet naar binnen en mandjes zijn er niet.
In een hoek staat een winkelwagen voor maxicosyklanten. Daar zit geen muntjesautomaat op. Even twijfel ik, maar dan zet ik me over de voor-schut-factor heen en kies die kar.
Spuitbus
Die wagen kan natuurlijk wel besmet zijn nu er geen spuitbusmedewerker meer is. Na even rondkijken zie ik een rol extra breed wc-papier (handig voor thuis!) met een desinfectans op een ton staan. Ik neem een flink stuk papier en wil daar het desinfectiemiddel op spuiten maar dan moet ik met mijn blote hand de spuitbus aanraken waar iederéén al aan heeft gezeten. Ik scheur nog een stuk papier af en pak daarmee voorzichtig de spuitbus vast, ervoor zorgend dat ik geen enkel plastic onderdeel aanraak met mijn blote hand. Dan spuit ik op het eerste stuk papier, ik gooi het tweede stuk papier weg, loop naar de kar die er gelukkig nog staat en maak de handvatten schoon. Tot hoever moet ik dat doen? Alleen de stukjes waar ik mijn handen opleg of de hele aanduwstang? En wat met het haakje waar ik mijn tas aan hang of het staal waar ik straks met mijn buik overheen hang om mijn boodschappen eruit te halen? Pfff, een mandje was handiger geweest.
Ik verwacht ieder moment door een Jumboster tot de orde geroepen te worden: ‘mevrouw, dat karretje is alleen voor maxicosy’s’. Dus ik maak sluipbewegingen om de gele jasjes heen en vermijd ieder oogcontact. Als ik mijn boodschap heb gevonden, bedenk ik dat de kwark op is dus ik loop naar de koelwand. Daar denk ik aan wat mijn broer zich afvroeg: ‘De deuren van de koelingen hebben gaten waar je je vinger door moet steken om de koelkasten te openen. Worden die ooit ontsmet?’ Ik laat de kwark voor wat die is en ga naar de kassa. Daar leg ik alles op de band, de kassamedewerkster schuift het door en ik neem het weer aan. Daarna gebruik ik de pinautomaat, gelukkig alleen maar bliepen zonder mijn code in te toetsen. De volgende keer toch maar handschoenen aan.
Alles weer zelf
Nu minister-president Rutten heeft gezegd dat we weer zo ongeveer alles mogen, móeten we ook weer alles zelf. En dat wil ik niet. Heerlijk om niet naar verjaardagen te hoeven, bedrijfsuitjes, vergaderingen. Pas nu voel ik dat ik in gevaar ben. Toen iedereen oplette en afstand hield, toen alles voor me werd schoongemaakt, kon ik ervan verzekerd zijn dat er weinig kans op besmetting was. Maar nu! Nu kan alles en iedereen het virus aan me doorgeven, de coronagrenzen zijn weg en daarmee ook mijn veilig buffer. Ik vond het fijn, niet dicht bij elkaar in de wachtkamer, privacy op een terras, rust op de snelweg en schone karretjes zonder muntjes. Maar er moet weer wat in.

Op Stratumseind in Eindhoven mochten de kroegen weer open. Dat hebben ze geweten. Na het eerste weekend ging een aantal café’s alweer dicht want het lukte niet om de jongeren anderhalve meter afstand te laten houden.
Dat lijkt me logisch want laten we eerlijk wezen: ook daar moet weer wat in.