Ik ben jarig. Vandaag, of eigenlijk gisteren want het is middernacht geweest. Ik heb een taart gebouwd en die met mijn ouders opgegeten. Ze namen allebei twee stukken! Ik begin aan het tweede deel van mijn leven. Nee, ik werd geen vijftig, dat was drie jaar geleden. Zo’n verjaardag waarop mensen zeggen: ‘Óp naar de tweede helft!’ Nee, toen voelde ik dat niet zo maar nu wel.
Toen de coronacrisis begon, zat ik direct zonder werk. Dat zag ik als een kans: ik nam een baan bij een bouwmarkt. Daar kwam ik immers sowieso wekelijks omdat we ons huis verbouwen en het leek me reuze leuk om te midden van hamers, behang, lampen en mortel klanten te adviseren. Precies een maand heb ik het volgehouden. De dagtaak bestond grotendeels uit vakken vullen. En als alles keurig in de rekken lag, kwamen er klanten en die haalden het er weer uit, om het enkele dagen later weer terug te brengen. Dan mocht ik het opnieuw in het rek leggen, tot de volgende klant kwam.
Ik kon het niet. De zinloosheid van het bestaan voltrok zich voor mijn ogen, de leegheid van de consumptiemaatschappij keek mij aan, ik zag mijn eigen koopgedrag door de ogen van een verkoper. Ik had er geen plezier in. Op een ochtend zat ik in de auto en dacht: ‘nu werk ik echt alleen nog maar voor het geld’.

Klachten
Ik vond dat ik vol moest houden. Vroeg op, de was doen, stofzuigen, het eten voorbereiden, werken, eten, slapen en weer vroeg op. Ik had drie dagen per week vrij, dat was toch een luxe?
Maar ik kwam vies, moe en hongerig thuis, was niet meer in staat tot een gesprek en schoot om niets uit mijn slof. Mijn immer optimistische karakter maakte plaats voor gelatenheid voor het leven om mij heen: Had Maat een leuke dag? Het zal wel. Miste mijn moeder mij? Jammer, het is niet anders. Vond Lief mij ongezellig als ik op de bank in slaap viel? Niks aan te doen, ik heb gewerkt.
Mijn moeder klaagde, Lief klaagde, Maat klaagde. Ik was niet gezellig en zorgzaam meer, ik was alleen maar lusteloos. Behalve ’s nachts, dan legde ik in mijn dromen artikelen in rekken, bliepte ik streepjescodes, ontweek ik palletwagens en sneed ik tapijt.
Ik vertelde mezelf dat ik moest wennen, dat anderen het ook konden, dat het geld opleverde, dat mijn collega’s zonder uitzondering aardig en behulpzaam waren en dat ik niet moest zeuren. Maar ik baalde stiekem als een stekker.
Gestopt
Maat adviseerde me om te stoppen en me volledig te wijden aan het schrijven. Daar ligt immers mijn hart. Maar hoe verdien ik dan geld? Want tenzij jij (lezer) mij een tientje stuurt voor ieder gelezen bericht, levert dit geschrijf niets op. Maat verzekerde mij dat ik het wel zou redden met mijn spaarcentjes en hulp van hem (niet graag), mam wilde mij betalen voor mantelzorg (dat nooit!) en Lief bood aan geld te lenen (nee!). Ze hadden alles voor mij over als ik maar weer de oude werd, als ik maar inzag dat dit niet de baan voor mij was. Dat dit leven mij verschrompelde. Ze hadden gelijk.
Dus ik ben gestopt. Ik ben echt gestopt met buiten de deur werken. Helemaal gestopt bedoel ik, voor het echie. Uiteraard heb ik nog wat verplichtingen: mijn bedrijf bestaat nog en behoeft administratieve leiding. Dat kan ik van achter mijn bureau.
En er is nog die geweldige, schattige oude dame die ik verzorg. Zij blijft ook onderdeel van mijn leven, ik zou haar niet willen missen. Maar verder hoef ik dus niets meer, nooit meer (hoop ik). Ik ben huisvrouw en plotseling kan ik dat aanvaarden.
Drieënvijftig jaar en met pensioen, wie had dat gedacht. Wat een geluk. Dat moet gevierd worden… met een taart op mijn verjaardag. Zelf gebakken want daar kan ik lekker de hele dag over doen. Met fruit uit mijn eigen tuin. En dan opeten met pap en mam, Maat en Lief. Wat ben ik een gelukkig mens. Zucht…. heerlijk!
