Ik sta op een richel. Het lijkt op de Engelse Zuidkust. Ver onder mij de zee. Ik weet dat ik ga springen maar niet hier. Ik loop wat verder waar de rots een inham maakt. Hier zou het makkelijk kunnen. Toch loop ik verder. Iets verderop kan ik niet over de rand kijken. Dit is de plek. Ik spring.
Zodra ik over de rand stap, zie ik dat dit geen goede keuze was. Het is hier veel hoger dan ik dacht. En de zee is zo veel verder naar beneden. Maar ik kan niet meer terug. Tijdens mijn val bedenk ik dat ik recht in de zee terecht moet komen. Dus ik span mijn lichaam tot een plank en enkele seconden later schiet ik als een pijl de zee in. Meters diep ga ik en nog dieper. Er lijkt geen einde te komen aan het zakken in zee. Ik kijk naar boven en zie prachtige amberkleuren. En ik zeg tegen mezelf: als je rustig blijft komt alles goed. Gewoon wachten tot je weer boven komt. Ik heb geen gebrek aan adem.
Na minuten krijg ik onderdruk. Mijn lichaam wordt door het water naar boven geduwd. Nog even en ik zal boven komen. Nog even en ik kan weer ademen. Het voelt oké. Ik ben niet bang.
Dan word ik wakker. Dit was geen droom. Nee, het was een advies, dat weet ik. En ik weet ook direct waar het over gaat: Je zult diep vallen. Maar als je rustig blijft, kom je weer boven. Gewoon een kwestie van niet in paniek raken. Ik vraag me af wat er op me af gaat komen. Er gaat iets gebeuren waardoor ik deze boodschap nodig heb.
Die dag word ik steeds herinnerd aan de droom. Rustig blijven, geen paniek, het komt goed. Steeds opnieuw zeg ik het tegen mezelf. Want vandaag is de dag dat ik echte afkickverschijnselen krijg. De afgelopen dagen voelde ik het ook al maar nu… ik zit in een bubbel. De nu-moet-je-het-zelf-doen-bubbel. De je-kunt-zonder-bubbel. De je-bent-niet-depressief-bubbel. Maar o, wat is het eng.
Scheiding
Twintig jaar geleden kreeg ik voor het eerst een antidepressivum. Tijdens mijn scheiding -waarmee dreiging, mishandeling en spanning gepaard gingen- viel ik psychisch om. Seroxat hield mij overeind. Toen ik enkele jaren later gelukkig was met mijn nieuwe partner, stopte ik met het antidepressivum. Ik dacht dat ik gelukkig was maar ergens had ik toch een signaal gemist want ik raakte wederom depressief. Toch maar weer aan de pillen. Na een paar jaar ging het zo goed dat ik dacht dat ik kon stoppen, maar deze keer had ik al na enkele maanden zelfmoordgedachten en huilbuien. De cirkel waarin mijn brein bleef hangen was de vraag wat de zin van het leven was. Ik kwam er maar niet uit wat ik mogelijk kon bijdragen aan deze verrotte wereld. Op verzoek van mijn partner ben ik meegegaan naar de huisarts en haar conclusie was simpel: je maakt niet genoeg serotonine aan. Levenslang aan een antidepressivum, was haar devies. Dus ik kreeg escitalopram, ook wel bekend als Lexapro. Echt nooit meer stoppen, werd erbij gezegd.
Afkicken
We zijn twintig jaar verder. Het is goed gegaan. Ik zat lekker in mijn vel. Ik slikte al jaren 2,5e mg. De kleinst mogelijke dosis. Kleiner kon ik de pilletjes niet breken. Tot mijn nieuwe huisarts belde, een jongedame. Ze zei: als je zo weinig slikt, kun je net zo goed stoppen. Nee, zei ik. Dit gaat goed, ik moet levenslang. Dat is nog niet voorbij.
Een jaar later belde ze weer met dezelfde mededeling: dit heeft geen zin. Zo’n kleine dosis kan niets doen. Het is beter om te stoppen. Nee, antwoordde ik. Levenslang is levenslang. Ik ga door.
Maar mijn lijf haalde mij in. Ik was al gewend aan dagelijkse hoofdpijn, maar dat veranderde geleidelijk in migraine. En laat dat nou een bijwerking zijn van escitalopram. In overleg met de dokter bouwde ik af met druppels naar 1 mg per dag.
Een maand heb ik de druppels genomen. Tijdens een korte vakantie in Engeland vergat ik ze te nemen, twee dagen achter elkaar. Ik merkte er niets van. Dat voelde als een overwinning. Zou het dan toch kunnen? Ik besloot vanaf dat moment niets meer te slikken. Immers, zo’n lage dosering deed toch niets?
Bubbel
Ik ben in tweeën gesplitst. Ik leef met mezelf in een parallelle wereld. Iemand typt op mijn laptop. Een vrouw beantwoordt mijn telefoon. Ze maakt afspraken, lacht met klanten, vult formulieren in en schrijft het begin van een script.
Gek, ze gaat zelfs met mijn hond wandelen en maakt een simpele maaltijd klaar. En ik kijk ernaar. Hier en daar stuur ik aan: je moet nu de was in de droger doen. Doe de deuren op slot. Ga op tijd naar bed. Van buiten lijkt het vast alsof ik het zelf ben.
Na een ochtendoverleg ben ik uitgeput. Ik slaap vier uur op de bank. Daarna kan ik nog een paar uur werken. ’s Nachts lig ik kletsnat van het zweet in bed.
Ik weet wat dit is: ik heb afkickverschijnselen. Ik zie mezelf door matglas. Ik zie mezelf in die bubbel en ik weet: dit gaat een paar weken duren. Ik schreeuw naar mezelf door het glas: denk aan die droom! Blijf rustig, je komt vanzelf weer boven!
Ik zou iemand in moeten schakelen die bij me blijft. Maar dat doe ik niet want een ander ziet waarschijnlijk niets aan mij. En ik kan het niet uitleggen. Watten in mijn hoofd, ‘brain zaps’ in mijn nek, hoofdpijn, rare gedachten. Ik ken en herken dit. Een nieuwe depressie ligt op de loer. Maar ik moet en zal hier doorheen komen.
Ik maak een afspraak met de dokter. Over een paar dagen zal ze me bellen. Eerder kan ik niet terecht. Dat maakt me boos. Ik moest afkicken maar nu ik je nodig heb, heb je geen tijd? Je dacht dat zo’n kleine dosering niets deed in mijn lichaam? Jij voelt niet wat ik voel! Is er geen middel wat dit psychische hiaat op kan vangen?
Ondertussen word ik bang. Bang dat ik weer zelfmoordneigingen krijg. Bang dat ik weer zo diep zal zinken dat de wereld onbegrijpelijk wordt. Dat het leven zinloos lijkt.
Er zijn ook fijne momenten. Als Pluis de kat bij me op schoot ligt, voel ik plotseling een diepe liefde. Wat is ze mooi en lief. Zo heb ik het allang niet meer gevoeld.
Ik wil dat dit lukt.