Mijn vader heeft Alzheimer. Ik vind het niet moeilijk om dat uit te spreken. Sterker nog, ik vind het een mooi proces. En nu de laatste fase is aangebroken, kijk ik met bewondering naar mijn moeder.
In mijn werk met senioren zie ik bijna dagelijks mensen met een vorm van dementie. Dat vind ik fijn, hun dementie maakt van mij een beter mens. Omdat ik -de ongeduldige oplosser- niets mag verwachten. Omdat ik lief en geduldig moet zijn, begripvol en aardig moet blijven. Hun ziekte boort mijn beste eigenschappen aan, maakt mij dienstbaar. Dat voelt goed.
Mijn moeder is het grootste deel van haar leven bang geweest om dement te worden. Haar moeder en zus hebben de laatste jaren van hun leven onwetend in een verpleeghuis doorgebracht. Mam was bang dat zij ook zo zou eindigen. Maar kijk haar nu: 85 jaar oud en wat krakkemikkig, verzorgt ze nu de man met wie ze al zestig jaar een haat-liefderelatie heeft. Zodra pap ziek werd, werd zij zijn verpleegster. Ze beloofde hem dat hij -zo lang als het kon- thuis mocht blijven wonen. Zo lang als het kon, niemand wist hoe lang dat was, we zouden wel zien.
Zo kan het niet meer
Deze week zagen we het: Pap zakte door zijn benen, kon plotseling niet meer staan. Mam zei: “Het leek of zijn voeten smolten, hij gleed in elkaar op de keukenvloer”. Pap gleed niet alleen op de grond, hij gleed zo pardoes de volgende fase van zijn leven in: de laatste fase.
We zijn aangekomen op het punt dat het eigenlijk niet meer kan. Eígenlijk, want we leven in Nederland. En in dit prachtige, goed georganiseerde land regel je binnen een paar uur een rolstoel, een postoel, thuiszorg en maaltijdverzorging. De douche wordt aangepast, de hulp komt een halve dag extra. De bedden gaan naar beneden, er worden luiers voor volwassenen besteld, de dame van de Zonnebloem brengt een ballon en de buurman zegt een oogje op mam te houden. Hier kan dat, hier gebéurt dat. Je hoeft alleen maar te zeggen: ik kan het niet meer alleen.
Zelf zeg ik alle afspraken af. Ik wil bij mam zijn, er vóór haar zijn. Samen breien, praten, haar voorbereiden op wat komen gaat. Maar ze is me voor: “Ik wil deze zomer nog één keer met pap in de zon zitten”, zegt ze, “dan is het goed.” Die lieve mam, altijd sterker dan ik denk. Altijd berustend in wat het leven geeft en neemt. En dienstbaar tot op het bot, zelfs voor de man die niet altijd even lief en begripvol voor haar was.
Ik hoop dat ik op haar lijk.