Net onder het oppervlak… daar wroet ik

want daar ligt nog van alles

Als kind was ik braaf, ik durfde niet veel. En áls ik dan een keer kattenkwaad uithaalde, ging het mis.

De meester van de zesde klas was meester Krijnen. Het was een echte schoolfrik; zo een met een zwart kostuum. Zijn zwarte haren zaten op zijn hoofd geplakt in een keurige scheiding. Meester Krijnen had geen vrouw, hij was vrijgezel en had het bijzonder goed getroffen. Hij woonde bij onze buren in: de drie gezusters. Deze zusters waren ook nooit getrouwd en zijhadden samen een goed bedoeninkje. In het voorhuis runden zij een winkel in huishoudelijke spullen en speelgoed. In het achterhuis hielden zij melkkoeien. En in een kamer boven meester Krijnen.

Foto: Heemkundekring Nistelvorst

Achter hun huis hadden ze een stukje wei waarin een twintigtal schapen en wat pony’s liepen. Die wei grensde aan ons achtertuintje. Dat tuintje was maar klein, hooguit 15 meter lang met aan de ene kant een inrit en aan de andere kant de garage. En in het midden stond een hele grote, oude perenboom. Van die boom plukten wij manden vol peren in de zomer, waar mijn moeder dan stoofpeertjes van maakte, heerlijk! Maar er vielen ook veel peertjes af, die op de grond butsten. Die peertjes werden geraapt en weggegooid, zodat er geen bijen en wespen op afkwamen.

Het raam van de meester
Op een dag speelde ik met mijn buurmeisje Miranda op mijn slaapkamer en we verveelden ons stierlijk. Het was mooi weer dus we hingen een beetje uit het slaapkamerraam. Daar keken we uit op de inrit en de straat. Recht tegenover mijn raam was een raam van de drie gezusters. Het stond wijd open.
“Van wie is dat raam?” vroeg Miranda. “Dat is het raam van de meester van de zesde klas” antwoordde ik.
“Woon jij naast meester Krijnen?”, vroeg Miranda. Ze kon het bijna niet geloven. Als kind denk je er niet over na dat de juf of meester ook ergens woont, die zie je immers alleen maar op school. En dat nou net ìk naast de meester woonde, maakte Miranda stikjaloers. Het vulde haar bovendien met ontzag.
“Vind je dat niet eng, naast de meester wonen?” vroeg ze, maar ik wist niet beter; het was altijd zo geweest en bovendien was de meester nooit op zijn kamer, behalve misschien wanneer hij sliep. Ik had hem nooit gezien, en ook geen licht als het buiten allang donker was.
“Dus jij denkt dat hij er niet is? ”vroeg Miranda.
“Nee, de meester zit altijd op school” antwoordde ik.
De idee dat de kamer van zo’n hoge meneer zo dichtbij ons was, ja dat we er zelfs bijna naar binnen konden kijken, had mij nooit eerder bijzonder geleken. Maar nu Miranda met zulke grote ogen naar mij opkeek, -ik, die zo dicht bij een echte meester van school woonde- voelde ik dat dit een hele speciale situatie was. Een situatie waarin ik kon laten zien dat dit voor mij heel gewoon was en dat ik echt niet bang was voor de meester van de hoogste klas, ook al zat ik zelf pas in de vierde.
Het meest bijzonder van alles was vooral de dichtbijheid van de kamer. Het was dan wel op de eerste verdieping maar vanuit mijn eigen slaapkamer bezien, sliep ik bijna náást hem. Ik kon hem bijna áánraken. Het was zo dichtbij dat als hij iets nodig zou hebben, ík het naar binnen kon gooien.

We vroegen ons af of dat echt zou kunnen, iets naar binnen gooien. De afstand was dan wel niet groot maar je moest toch behoorlijk kunnen mikken want het raam was ook niet groot. Ik dacht dat ik het wel zou kunnen. Dat moesten we proberen: het was tijd voor kattenkwaad!

Rijpe peren
We moesten iets hebben om mee te gooien. Iets wat niet kapot kon en wat geen schade aan zou richten. Na een tijdje zoeken, had ik het gevonden. We verzamelden afgevallen peertjes vanonder de boom en smokkelden die mee naar mijn slaapkamer. Samen gingen we onder mijn raam zitten, tegen de radiator aan. Ik pakte een peertje en mikte door mijn open raam naar de overkant, zonder te kijken. Flats! Mis. Toen ik voorzichtig over de vensterbank keek, zag ik de plek op de muur waar het peertje uit elkaar was gespat. Miranda probeerde het ook; ze gooide een peertje en dook snel weer onder het kozijn. Flets! Op het kozijn van de meester. Ik probeerde het nog eens en nog eens en eindelijk, het was al het zevende peertje of zo, hoorden we niets, geen flets en geen flats. Steels keken we over de kozijnrand naar de overkant. Het peertje moest door het raam naar binnen zijn gevlogen en nu ergens in de kamer liggen. Bij de gedachte dat één van de gezusters zou uitglijen over de peer alsof het een bananenschil was, kregen we een lachstuip. En stel je voor dat de meester vanavond thuis kwam en het peertje vond; hij zou er niets van begrijpen hoe een peer op zijn slaapkamer terecht was gekomen!

Foto: vrt.be

We besloten nog een peertje naar binnen te gooien, het lukte al aardig. En nog één, we  kregen de smaak te pakken en het ging steeds beter. Al zeker tien peren waren door het raam van de schoolmeester gezeild. Steeds als we een peertje hadden gegooid, doken we naar beneden om af te wachten of er een reactie kwam van de overkant, maar er was duidelijk niemand aanwezig. Dat gaf ons moed, er lag nog één hele grote peer. Ik pakte de vrucht die heel wat zwaarder was dan de anderen. En terwijl ik met mijn rug tegen de verwarming onder het raam zat, gooide ik vol bravoure de peer achterwaarts over mijn hoofd naar buiten. We wachtten… er kwamen geen flats en geen flets, de peer was dus naar binnen gezeild. Lachend om mijn goeie worp stond ik op en keek naar de overkant, recht in het gezicht van meester Krijnen! Hij stond voor zijn raam met de allergrootste peer in zijn handen. Betrapt!

Straf
Tijdens het avondeten kreeg ik geen hap door mijn keel. Miranda was naar huis gegaan. Had meester Krijnen haar gezien? Mij in ieder geval wel en nu was hij natuurlijk een hartig woordje met mijn moeder gaan praten. En tijdens het eten zou mijn vader heus wel te horen krijgen wat ik had gedaan. O, en mijn vader kon zó erg straffen! Wekenlang rotklusjes moeten doen of niet naar ballet mogen of geen zakgeld krijgen, het was allemaal even verschrikkelijk en misschien kreeg ik wel alle straffen tegelijk! Ik zat maar minnetjes aan tafel, te wachten tot mijn moeder haar zin zou beginnen met ‘Zo, en nu moet ik iets vertellen…’ Maar niets hoor, mijn ouders deden heel normaal.
De dagen erna durfde ik niet naar school, maar ik moest. Ik bleef aan onze kant van het schoolplein, zo ver mogelijk verwijderd van de zesde klas, wachtend tot meester Krijnen mij in mijn kraag zou grijpen.

Pas een paar dagen later vertelde meester Krijnen het voorval aan mijn moeder. Ik moest mijn excuses aanbieden aan de meester, met een gebogen en knalrood hoofd natuurlijk.
Toen ik twee jaar later bij de meester in de zesde klas kwam, hoopte ik stilletjes dat hij mij vergeven had. Maar mijn angst was onterecht. Hij heeft er nooit over gesproken en ik vond hem de allerliefste meester van de hele school!

Meester Henk Krijnen werd 92 jaar en gaf tot zijn 85e (bij-)les. Foto: Brabants Dagblad
Volg en like deze blog

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Wordpress Social Share Plugin powered by Ultimatelysocial